Met kleine Nikki in de nek en onze zware rugzakken op de schouders lopen we door de 1.200 meter lange kloof. Het is een diepe, nauwe kloof, geen goede plek voor iemand met claustrofobie. Het pad is smal en de hoge rotsen sluiten ons in. Met alleen de lucht boven ons, zand onder ons en de hoge, rood geschakeerde rotsen om ons heen voelen we ons heel klein. Na iedere bocht wordt de nieuwsgierigheid groter. Al jaren verlang ik naar het bezoeken van deze plek. Het achtste wereldwonder. De spanning over wat we gaan zien, groeit na elke bocht meer. We passeren een dode witte boom die naar de knalblauwe hemel reikt. ‘Een sprookjesboom!’, roept Nikki. We zijn er bijna. Dan een enthousiaste kreet vanuit de nek: ‘Mama, daar! Ik kan het zien! De schatkamer!’
Aan het einde van de kloof doemt een stuk van de immense oude grafkamer op, die tientallen meters boven ons uit torent. Een machtig gezicht! Helemaal afgelegen van de bewoonde wereld en diep verborgen in een dal achter dit rotsmassief ligt hier Petra, de bijna 3000 jaar oude hoofdstad van de Nabateeërs, uitgehouwen in roze zandsteen en alleen bereikbaar via een smal bergpad of vanuit ‘de Siq’, de 1.200 meter lange en 200 meter diepe rotskloof, die op plaatsen slechts 2 m breed is. De laatste meters door de kloof worden afgelegd en dan staan we op een grote, open zandvlakte. Voor ons ligt Al Khazneh, beter bekend als the Treasury. We voelen ons een beetje als Indiana Jones in ‘The Last Crusade’, waar Harrison Ford en consorten in het dal van Petra op zoek zijn naar de heilige graal. Wat een belevenis om door deze eeuwenoude stad te lopen! Al snel wordt duidelijk hoe enorm groot en rijk deze stad moet zijn geweest. Overal om ons heen zien we prachtige grote tempels, uitgehouwen in de roze rotsen. Een roze stad, daar móet wel een prinses wonen, aldus Nikki. We besluiten haar te zoeken. De spannende zoektocht leidt ons naar boven, naar Al Deir, het Klooster. 45 zware minuten klauteren we in de verzengende hitte naar boven over een smal bergpad, met een diepe afgrond ernaast, zo nu en dan een ezeltje ontwijkend. Nikki geeft niet op, en eenmaal boven worden we getrakteerd op een adembenemend uitzicht over Wadi Musa en het machtig mooie Klooster. Nu weet ik het zeker, het is absoluut de moeite waard om naar Jordanië te gaan!
We waren met een handjevol Nederlanders toen we uit het vliegtuig stapten in Aqaba, een stad aan de Rode Zee in het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië. De Rode Zee is de plek bij uitstek om te gaan duiken en snorkelen, omdat zij één van de mooiste onderwaterwerelden op aarde herbergt. Er zijn prachtige koraalriffen en vele tropische vissen. We maken een boottocht over deze langgerekte binnenzee, waarbij we gaan snorkelen naar een gezonken Libanees schip dat op 28 meter diepte in de baai van Aqaba ligt. Een geweldige ervaring!
De Rode Zee is prachtig, maar ook de woestijn lonkt. We huren een auto en rijden de zandbak in. Als vrouw achter het stuur in Jordanië, dat leverde vreemde, doch geamuseerde blikken op. We passeren verschillende grensposten en nagenoeg iedereen moet de kofferbak open maken, behalve wij. Een blik in ons paspoort is voldoende om te roepen: ‘Aaaaaah! Holland!! Welcome to our country!’ Gevolgd door een buiging kunnen we probleemloos doorrijden. Blijkbaar zijn Nederlanders erg geliefd in Jordanië. We rijden door de vallei van Moses, door prachtige dorpen, woeste bergketens en de uitgestrekte woestijn. Zo nu en dan wordt er een noodstop gemaakt vanwege de vele kamelen die over de weg lopen en de kuddes geiten voor de auto.
Met de jeep scheuren we door Wadi Rum, de grootste wadi van Jordanië. Dit drooggevallen rivierdal kenmerkt zich door het rode zand en de vele rotspartijen. Dat levert een vreemd, bijna buitenaards beeld op, een rode woestijn met rotsen. Wadi Rum wordt dan ook veelvuldig gebruikt als filmset voor films over mars. Terwijl we door het woestijngebied rijden, zien we diverse tentenkampen staan. De bedoeïenen -de woestijnnomaden- leven sinds jaar en dag in de Jordaanse zandbak, maar er is nog iets anders dat opvalt. Vluchtelingen. Tussen de stoffen tenten van de bedoeïenen staan ook witte tenten van de VN. Jordanië herbergt momenteel al een miljoen vluchtelingen uit Syrië. Een schrijnend beeld dat me niet loslaat. ’s Avonds terug bij het hotel, onder het genot van de overheerlijke Arabische keuken en een glas Mount Nebo (uitstekende rode wijn voor een islamitisch land), besef ik meer dan ooit hoe bevoorrecht ik ben. Dat ik gewoon in een vliegtuig kan stappen en naar een vreemd land kan vliegen. Want voor mij zijn vreemd genoeg alle grenzen open. Ik ben nergens ongewenst. Dat noemen ze vrijheid, en voor mij is vrijheid kennelijk weggelegd. Die vrijheid geldt echter niet voor iedereen. Vrijheid is blijkbaar een selectief goed.