In mijn vorige blog schreef ik al hoe indrukwekkend en tegelijkertijd ontroerend een reis door Gambia is. In dit blog vertel ik hoe we onze reis hebben georganiseerd en hoe we met behulp van lokale gidsen het binnenland hebben verkend.
Vervoer en verblijf
Vanuit Nederland en België vliegen Tui en Corendon een paar keer per week naar Gambia. Beide maatschappijen hebben geregeld mooie aanbiedingen. Wij vlogen met Tuifly vanuit Amsterdam naar Banjul. Ook Sunweb, Kras en de Vakantiediscounter hebben vaak goede aanbiedingen voor een pakketreis (vlucht + verblijf) naar Gambia. De vluchten worden daarbij ook uitgevoerd door Tui of Corendon. Het blijft een kwestie van goed vergelijken voor de beste aanbieding. In het toeristische gedeelte van Gambia (Kotu, Kololi, Bijilo) vind je diverse hotels en resorts. Wij kozen voor een kleinschalig familiehotel in Kololi: het Baobab Holiday Resort. Het hotel is erg eenvoudig, maar schoon en wordt gerund door de locals. Ik vind dat persoonlijk leuker dan een wat luxer en meer toeristisch hotel. Je komt zo al gauw in contact met de locals en het geeft een wat meer authentieke ervaring. Verwacht geen luxe kamer en uitgebreid ontbijt, maar wel apen die over de golfplaten daken rennen, mangobomen voor je badkamer raampje, en onwijs vriendelijke mensen die je een onvergetelijke ervaring bezorgen. Ik kan het hotel aan iedereen aanraden!
Excursies
Persoonlijk hou ik niet van georganiseerd reizen. Binnen ons reisgezelschap willen we alles zelf doen en zelf regelen om zo dicht mogelijk bij de lokale bevolking te komen en een land echt te leren kennen. Dat werkt voor mij alleen als je óf op eigen houtje, óf met een lokale privé-gids het land kunt verkennen. Ik wil altijd ‘de ziel’ van een land aanraken. Om die reden ben ik er niet voor om met een georganiseerde excursie vanuit een hotel of touroperator mee te gaan. In Gambia zijn we dan ook alle dagen met onze lokale privé-gidsen op pad geweest. In Gambia kun je prima op eigen houtje overal naartoe, het land is absoluut veilig en de mensen zijn zeer vriendelijk en behulpzaam. Er is vrijwel geen criminaliteit, ondanks de armoede. Maar het is zoveel leuker om Gambia met een lokale gids te verkennen! Een gids kan je alles vertellen over het land, weet je naar bijzondere plekken te leiden en je steunt hier de lokale bevolking mee. Je kunt in Gambia zelf iemand benaderen, voor de hotels staan altijd wel locals die je graag hun land willen laten zien. Regel je dit liever vanuit Nederland al, dan raad ik je Gambiasafari.com aan. Gambiasafari.com is een initiatief van Jolanda en Roy, die in Gambia vriendschap sloten met Ablie, een lokale gids. Om Ablie te helpen besloten ze een website voor hem op te richten waarbij je Ablie als gids kunt boeken voor je verblijf in Gambia. Inmiddels werken er al diverse gidsen bij Ablie, die allen een eerlijk loon krijgen, je met liefde overal mee naar toe nemen en zeer gepassioneerd vertellen over hun prachtige land. Wij zijn alle dagen met Ablie, Bubba en ‘Kees’ op pad geweest en wat hebben we veel van ze geleerd. Absolute aanrader!
Het is wat veel om alle excursies te beschrijven in één blog, dus ik vertel jullie later meer over de kleurrijke markten die we bezochten, alle wildlife die we hebben gespot, de bijzondere ‘Afrikaanse’ overtocht naar Barra en het ontroerende bezoek aan het slavernijverleden op Kunta Kinteh Island. In dit blog vertel ik je alles over het echte Gambiaanse leven 🙂 Omdat we dit echte Gambiaanse leven graag wilden leren kennen, liepen we door de compounds, besloten we een basisschool te bezoeken en gingen we op bezoek bij een familie in het binnenland, die onder zeer primitieve omstandigheden leefden.
In de compound
Een compound is een leefgemeenschap, een beetje te vergelijken met wat wij een wijk noemen. De compound is opgetrokken uit golfplaten en huisjes van leem en stro, en soms steen. In het midden staan fonteinen waar de mensen schoon drinkwater uit kunnen halen. Het water laten ze in jerrycans lopen en die dragen de vrouwen op hun hoofd (!) naar huis. Er is vaak geen electriciteit of stromend water en er is een open riool.
Gambianen zijn groot, zwart en beresterk. Bijna iedereen heeft twee banen en daarmee kunnen ze nauwelijks in hun levensonderhoud voorzien. Ondanks dat is iedereen onwijs vriendelijk en lachen ze de hele dag. De vrouwen lopen in kleurrijke stoffen die om hun lichaam en hoofd is gedrapeerd. De mannen lopen in afgeleefde broeken en t-shirts. Ziekenhuizen zijn er alleen in het toeristische deel van Gambia. Alleen toeristen, westerse inwoners en een handvol rijkere Gambianen bezoeken ziekenhuizen. De ziekenhuizen zijn relatief goed uitgerust, maar voor de meeste mensen onbetaalbaar. Daarnaast geloven veel Gambianen ook niet zo in westerse geneeskunde. Zij gaan naar een lokale medicijnman die drankjes brouwt van o.a. de Baobabboom, die in Gambia overal groeit. De Gambiaan die wel in westerse geneeskunde gelooft en een ziekenhuis bezoekt, komt bedrogen uit. Ik sprak in Gambia met een westerse arts die lang in een Gambiaans ziekenhuis heeft gewerkt. Onder een loeiheet afdak staan vaak tientallen vrouwen met kleine kinderen in de draagdoek te wachten op een consult. Na uren lang wachten kunnen ze voor 10 dalasi (20 eurocent) inchecken en de dokter zien. De meesten kunnen geen 10 dalasi betalen en dan moeten ze dus ondanks het wachten in de hitte weer urenlang terug reizen naar huis met hun zieke kind. De gelukkigen die wel 10 dalasi hebben krijgen een consult en worden vervolgens doorverwezen naar de apotheek. De apotheek is niet meer dan een kamertje met een plank met daarop 2 potten, waarin allebei paracetamol zit. Iets anders hebben ze namelijk niet. Of ja, het is er wel, maar ze kunnen het niet betalen. Als paracetamol niet werkt, en de medicijnman biedt ook geen soelaas, dan gaan ze dus gewoon dood. Bizar. En wij maar zeuren over een hoog eigen risico.
De school is ook niet voor iedereen weggelegd. Velen kunnen het niet betalen. Unicef heeft in Gambia diverse projecten opgezet waardoor steeds meer kinderen naar school kunnen. We brengen met ‘Kees’ een bezoek aan een basisschool in een van de compounds. Het is een stenen gebouw, gedeeltelijk overdekt, met een binnenplaats en open klaslokalen. Ze hebben oude schoolborden en tafeltjes en stoeltjes van gulle donateurs. Op de binnenplaats staat een ton met drinkwater waar de kinderen met een plastic bekertje water uit kunnen scheppen. De wc is een hutje buiten het gebouw met een teil water ernaast om door te spoelen. Heel anders dan in Nederland natuurlijk, maar wel functioneel. Nikki mag mee doen met de lessen. Ze leren het alfabet, tonen ons hoe ze leren schrijven en rekenen en zingen tot slot een mooi liedje voor ons. Nikki vindt het wel raar en zielig dat er geen speelgoed en kleurplaten zijn. Ook het open dak en het ontbreken van ramen deuren komt haar vreemd voor. Ze vindt het daarentegen wel leuk dat er gewoon vogeltjes door het klaslokaal vliegen. Ik leg haar uit dat we in Nederland heel veel geld hebben en dat we daarom scholen van steen kunnen bouwen, met een dak en deuren en ramen. Met een poppenhoek en kastjes waar je je broodtrommeltje en je pakje drinken in kunt leggen. Een school waar alle kinderen naar toe kunnen. Ik vertel haar dat in Gambia de mensen arm zijn en dat ze dat allemaal niet kunnen betalen. Daarom geven mensen geld zodat ze een school kunnen bouwen, ook al zitten er geen deuren en ramen in en zijn er geen kastjes, er is in ieder geval een school waar steeds meer kinderen heen kunnen. Nikki besluit dat we in Nederland maar blij mogen zijn dan. We doneren wat schriften en potloden voor de kinderen want die zijn schaars. Deze school is volledig afhankelijk van giften.
Op bezoek bij een familie in het binnenland
Aan de kust, in The Western Division van Gambia liggen wat hotels voor toeristen, her en der wat restaurantjes, een redelijk versteende omgeving tussen het rode zand en er loopt een asfaltweg. Vanuit the Western Division trekken we met de jeep steeds dieper het binnenland. Het asfalt gaat over in een rode zandweg, stenen huizen vervagen en maken plaats voor zelfgeknutselde hutjes van takken en leem. We gaan met Ablie op bezoek bij een Gambiaanse familie in het binnenland. In het binnenland zie je het echte Gambiaanse leven. De mensen zijn zeer, zeer arm. Er is geen asfalt te bekennen, alleen maar jungle en rood zand. De mensen wonen in hutten van takken en bladeren. Soms zijn de hutten ook van steen, welke ze maken van oesterschelpen en termietenheuvelzand. Aan de kust is er nog wel electriciteit te vinden op diverse plaatsen. Hier niet. Geen stroom, geen water.
Elk dorp heeft een waterpomp waar de mensen water kunnen halen. Dat betekent dat ze vaak enkele kilometers moeten lopen met een emmer water op het hoofd. De kinderen in het binnenland gaan pas vanaf 8 jaar naar school, want de scholen zijn schaars en liggen te ver weg. De oudere kinderen moeten soms wel 3 kilometer lopen over de zandwegen om op school te komen. Op blote voetjes, door het gloeiend hete zand. Dit is het echte Afrika dat we binnen rijden. Zodra ze de jeep zien rennen alle kinderen achter ons aan. ‘Toubab! Toubab!’ (blanke) roepen ze. Het hele dorp loopt uit om naar ons vreemdelingen te kijken. Uit alle hoeken en gaten komen kinderen tevoorschijn. Ze willen ons aanraken en blijven onze handen vasthouden en naar ons lachen. Wat een schatjes allemaal! De kinderen hebben echt vodden aan, de kleinsten lopen bloot rond. We mogen bij de mensen binnen kijken. Een woning bestaat uit een erf, afgezet met takken en golfplaten, waar wat kippen en soms een geit rondscharrelen. Ze verbouwen zelf enkele groenten op het land. Die zien er echt niet eetbaar uit, half weggerot en vol beten van dieren maar ze eten ze toch op want dat is het enige dat ze hebben. Het ‘huis’ bestaat uit een klein gebouwtje met een of meerdere kamers. De man slaapt alleen, de vrouw of vrouwen slapen in de andere ruimte met de kinderen. De douche is niet meer dan een steen buiten op een putje. Als je wilt douchen moet je bij de enige waterpomp in het dorp of bij een zelf gegraven put een emmer met water halen waarmee je je kunt wassen. De wc is een gat in grond buiten. Er zijn wat palmbladeren omheen gezet ter afscheiding. De keuken is ook buiten en bestaat uit golfplaten die tegen elkaar zijn gezet met een open vuur eronder.
De kinderen houden stug onze handen vast. Ze vinden het onwijs interessant om ‘toubabs‘ aan te raken. We delen snoep uit en ze worden helemaal wild, want dat zien ze nooit. Alleen als er toubabs komen! De kinderen spelen met dopjes van lege flesjes, met een kapotte bril of wat ze maar kunnen vinden. Hoe bizar weinig hebben zij en hoeveel hebben wij. Wat is het oneerlijk verdeeld! Wij klagen steen en been maar mogen ons maar wat gelukkig prijzen met een dak boven ons hoofd, iedere dag eten, water uit de kraan, een douche en school voor alle kinderen. Zo vanzelfsprekend, en toch is het niet vanzelfsprekend. We delen wat schriftjes en potloodjes uit aan kinderen met schooluniformpjes. ‘God bless you, thank you so much’ zegt een meisje. Mijn hart breekt.
Zij moet mij niet bedanken, ik moet háár bedanken. Omdat ze mij laat zien hoe mooi en puur de mens is. Ondanks armoede, een dagelijkse strijd tegen honger en zeer onhygiënische leefomstandigheden is er dankbaarheid, liefde en een alomvattende vrolijkheid in Gambia. Een rijkdom die de westerse mens niet kent.